
In maandblad “Onze Taal” van juni 2009 wordt het verschil in toespraken door ministers van 20 jaar geleden en nu besproken.
Vroeger verschilden de toespraken niet veel van de oorspronkelijke beleidsnota, geschreven door beleidsambtenaren. Die één op één kopie zorgde natuurlijk voor droge verhalen, met veel te veel details en uiteindelijk steeds minder media aandacht. Voor ministers worden toespraken tegenwoordig geschreven door speechschrijvers. Dit geldt ook voor directeuren van grote bedrijven die zelf te weinig tijd hebben om voor elk mediaoptreden een eigen speech te schrijven. Door de komst van speechschrijvers is er veel veranderd. De schrijvers van het artikel hebben 66 speeches onderzocht van 2 ministeries, de helft uit eind jaren 80 en de andere helft uit 2003/2004.
Zij constateren een aantal opvallende verschillen. Om te beginnen zijn de teksten korter geworden, van 20 minuten of meer naar een kwartier. Ook de lengte van de zinnen is met gemiddeld 3 woorden gedaald naar 15,8. Bewindslieden gebruiken tegenwoordig alledaagse voorbeelden, waardoor zij een beter contact met hun publiek maken. De speechschrijvers gebruiken meer stijlmiddelen zoals uitdrukkingen en gezegdes, metaforen, herhaling en soundbites. En in de tekst worden bewust elementen uit de spreektaal toegevoegd.
De toespraak heeft een centralere plaats gekregen, is veel meer op het publiek gericht en minder schools. Maar volgens de schrijvers van het artikel kunnen ze nog wel wat meer uitblinken door nieuwe metaforen en memorabele soundbites.
Wanneer je geïnteresseerd bent in taal(gebruik), kun je bij de betere boekhandel het tijdschrift maandelijks in de schappen vinden.